Met de belevingswereld van talrijke burgers uit onze gemixte samenleving wordt nauwelijks rekening gehouden, betoogt René Romer.
De Volkskrant, 22 januari 2015
De opkomst van Pim Fortuyn verleidde Jan Peter Balkenende ooit tot de uitspraak dat ‘de multiculturele samenleving niet iets is om naar te streven’.
In de jaren die volgden, werden pogingen ondernomen om de multiculturele samenleving ‘af te schaffen’. Overheidspublicaties mochten alleen nog in het Nederlands verschijnen. Media gericht op de multiculturele samenleving werden opgeheven of gehinderd.
Verder besloot het kabinet-Rutte 1 om in de briefings van overheidcampagnes Nieuwe Nederlanders niet meer specifiek als doelgroep te benoemen; gerichte werving voor bijvoorbeeld een baan bij Defensie werd daarmee een halt toegeroepen. Het afbeelden van hoofddoekdragende vrouwen in overheidscampagnes werd ook gestopt.
Kortom, telkens werden weer nieuwe keuzes gemaakt die ervoor zouden zorgen dat Nieuwe Nederlanders zich minder in onze samenleving zouden herkennen.
In Frankrijk ging men nog een stap verder. De vrijheid van meningsuiting wordt er weliswaar als belangrijke (maar niet onbegrensde) waarde gezien, de vrijheid van expressie werd daarentegen veel nadrukkelijker ingeperkt. Zo werd het dragen van religieuze symbolen op openbare scholen in de ban gedaan.
Het geven van één enkele simpele verklaring voor de dramatische gebeurtenissen in Parijs is natuurlijk onmogelijk. Er is altijd sprake van een combinatie van vaak complexe sociaal-maatschappelijke factoren.
Toch kan één conclusie alvast wel worden getrokken. We moeten eindelijk eens ondubbelzinnig erkennen dat Europa, en Nederland, een multiculturele samenleving is geworden. De vraag of de multiculturele samenleving iets is om naar te streven, is dus totaal achterhaald. De vraag is: hoe gaan we de multiculturele samenleving, die we onmiskenbaar zijn, met zijn allen inrichten?
Wie goed naar de bevolkingsstatistieken kijkt, ziet meteen dat andere keuzes nodig zijn. Het CBS maakt een ruwe schatting, met alle onzekerheden van dien, van een kleine zes miljoen eerste- en tweede-generatie-allochtonen in 2060, op een totale bevolking van circa achttien miljoen. Niet meegerekend: de derde en vierde generatie. Wees dus niet verbaasd wanneer onze bevolking over 45 jaar bestaat uit zo’n tien miljoen autochtone Nederlanders en circa acht miljoen Nederlanders met een of meer buitenlandse wortels, van welke generatie en welke afkomst dan ook.
Wat is de consequentie? Twee jaar geleden vertelde een met een Nederlandse vrouw getrouwde Surinaams-Nederlandse verkoopdirecteur mij over zijn eerste bezoek met vrouw en 13-jarige zoontje aan Suriname: ‘Op een gegeven moment zat mijn zoontje stil in een hoek te huilen. Toen ik vroeg wat er aan de hand was zei hij: ‘Ik voel me hier zo thuis’.’
Wat in ons land vrij consequent wordt vergeten, is dat het bouwen aan de door de Rotterdamse burgemeester Aboutaleb zo genoemde wij-samenleving, betekent dat mensen zich in ons land thuis moeten voelen. Als een geboren en getogen Nederlander, met (groot)ouders die ooit in Suriname of Marokko zijn geboren, de eigen belevingswereld nooit terugziet in de taal van onze politici, in de lessen op onze scholen, of bijvoorbeeld in de keuzes van ons bedrijfsleven, kort en goed, in alle uitingsvormen in onze samenleving, dan creëren we een leefomgeving waarin sommigen zich minder op hun gemak voelen.
‘Alleen witte mensen weten wat goede zwarte muziek is’, schreef ik enige tijd geleden. Op het eerste gezicht lijkt dat wat onaardig en ongenuanceerd, maar er zit een grote kern van waarheid in. Het zijn immers vooral witte politici, witte mediamakers en bijvoorbeeld witte reclamemakers die bepalen hoe Nieuwe Nederlanders zich ‘moeten’ gedragen, wat ze leuke programma’s of leuke muziek ‘moeten’ vinden en welke reclame-uitingen aansprekend ‘moeten’ zijn. Met de belevingswereld van de burgers zelf uit onze gemixte samenleving wordt nauwelijks rekening gehouden. Van het door de grote maatschappelijke actoren ontwikkelen van een wij-samenleving, is nog in het geheel geen sprake.
Daarom wordt het de hoogste tijd dat we in de meest brede zin gaan bouwen aan een samenleving waarin mensen zich wél herkennen, waarin ze wél erkenning vinden voor wie ze zijn en waar ze vandaan komen, en waarmee ze zich wél kunnen identificeren. Een wij-samenleving van en voor alle Nederlanders.
René Romer is directeur van het diversity marketingbureau TransCity en onder meer auteur van twee boeken over multiculturele marketing.