Op 9 mei 2014 verspreidde de politie een persbericht over de mate waarin de etnische achtergrond bij jongeren een rol speelt in het vertonen van crimineel gedrag. Daar waar de oneliners van Geert Wilders met grote regelmaat de homepages van de nieuwssites halen, heeft het onderzoek waar de politie in haar persbericht over berichtte maar beperkt aandacht gekregen.
Ook de politiek heeft er grotendeels over gezwegen. Zoals we de afgelopen jaren op verschillende maatschappelijke terreinen wel vaker zien: kennis wordt geregeld als bedreigend ervaren. Mogelijk dat politici niet zaten te wachten op een evenwichtige en genuanceerde politierapportage in een tijd waarin campagne werd gevoerd voor de Europese verkiezingen.
Wat is er aan de hand? Het persbericht van de politie verwijst naar een gedegen, bijna acht jaar durend onderzoek, dat bureau Driessen in opdracht van het bureau Politie & Wetenschap heeft uitgevoerd. En wat blijkt? Etniciteit is niet van belang voor jeugdcriminaliteit in stadswijken.
De politie beschrijft het in het persbericht als volgt: Het ‘benoemen’ van de etnische verschillen in de criminaliteitscijfers is tegenwoordig bon ton. Maar zijn die verschillen die steevast in onderzoek worden aangetroffen – met Marokkanen en Antillianen altijd bovenaan – ook relevant voor de aanpak van de jeugdcriminaliteit door de politie in stadswijken? Nee, zo is de conclusie van een langlopend onderzoek in Rotterdamse wijken door Bureau Driessen.
De onderzoekers volgden 680 Rotterdamse jongeren van hun twaalfde tot hun achttiende jaar. Drie keer is door middel van enquêtes in beeld gebracht hoe crimineel ze zijn, wie hun vrienden zijn, of ze psychische problemen hebben, wat hun ouders aan de opvoeding doen en wat hun opvattingen zijn. Ook is in de administratie van de politie nagezocht of ze door de politie zijn opgepakt voor criminele feiten.
Van de factoren die samenhangen met jeugdcriminaliteit blijkt de herkomst van de jongeren maar weinig gewicht in de schaal te leggen. Er zijn wel verschillen in criminaliteit tussen de etnische groepen, maar binnen de onderzochte Rotterdamse wijken zijn deze verschillen klein en ze zijn niet stabiel. Op de ontwikkeling van crimineel gedrag hebben ‘verkeerde vrienden’ veel meer invloed.
Van huis uit Nederlandse jongeren zijn soms iets minder crimineel dan hun Marokkaanse of Antilliaanse leeftijdsgenoten (met 12 en 14 jaar, volgens politiegegevens), soms even crimineel (18 jaar, politiegegevens) en soms crimineler (14 en 18 jaar, enquêtegegevens), zo blijkt uit het onderzoek. Omdat deze verschillen klein en variabel zijn, voegt kennis over de herkomst van de jongeren nauwelijks iets toe aan een voorspelling van hun criminele gedrag. De onderzoekers noemen om die reden differentiatie door de politie bij de benadering van etnische groepen niet effectief. De politie schiet er niet zoveel mee op om te weten of een jongere Marokkaans, Antilliaans of Nederlands is.
Er zijn wel aanzienlijke verschillen tussen de etnische groepen met betrekking tot hun normen en waarden. Jongeren van niet-westerse afkomst zijn meer georiënteerd op religie, maken meer onderscheid tussen mannen en vrouwen en zijn minder individualistisch ingesteld. Maar juist deze normen en waarden doen voor crimineel gedrag helemaal niet ter zake. De normen die wel ter zake doen voor crimineel gedrag (“gij zult niet stelen en anderen niet benadelen”) worden door alle etnische groepen in precies dezelfde mate onderschreven.
Niet wat een jongere denkt is belangrijk voor de ontwikkeling van crimineel gedrag, maar met wie hij of zij optrekt. Van groot belang voor de ontwikkeling van crimineel gedrag blijken namelijk de vrienden van de jongeren. Jongeren met vrienden die door de politie wel eens zijn opgepakt lopen veel meer risico zelf crimineel te worden dan jongeren met alleen maar ‘brave’ vrienden. Vooral de vriendengroepjes in de woonbuurt zijn een broedplaats voor crimineel gedrag. Deze buurtgroepen hebben meer invloed dan de vrienden op school en zelfs meer dan criminele familieleden, zoals broers, zussen, neven en nichten.
Naast de vrienden is ook de psychologische gesteldheid van de jongeren van belang. Jongeren die hyperactief zijn of agressief van aard, plegen meer delicten dan andere jongeren en dit effect doet zich vooral op de lange termijn gelden: jongeren die met 12 jaar hyperactief zijn blijken met 18 jaar nog steeds crimineler dan niet hyperactieve jongeren.
De invloed van de ouders op crimineel gedrag is in deze leeftijdsgroep (12 – 18 jaar) betrekkelijk gering. Zo heeft de opvoeding die de ouders aan een twaalfjarig kind geven, geen aantoonbare invloed op het criminele gedrag van de adolescent van 18 jaar. In de moderne maatschappij is de rol van de ouders kennelijk vrij snel uitgespeeld.
Het onderzoek is gepubliceerd door de directie Politie & Wetenschap. Via politieenwetenschap.nl kan het hele onderzoek worden gedownload.
Leave a Reply
You must be logged in to post a comment.